De tijd vliegt voorbij, hier op de finca aan de Camino de Pinto. We hebben het druk met ons NL-werk. Gelukkig maar dat dat zo is in deze corona-tijden, maar aan het schrijven van een blogpostje kom ik soms niet meer toe. Op zondagavond daarom maar even een kleine inhaalslag.
De regenperiode is zo zoetjes aan weer voorbij. Twee weken lang regende het bijna elke dag. Dat is voor ons, nieuw-bakken quasi-Palmero’s, een hele nieuwe ervaring. Mensen die het weten kunnen, vertellen ons dat het ‘vroeger’ normaal was, zo’n regenperiode. Dat het eigenlijk ook zo hoort te zijn.
Hoe dan ook. Je ziet het land er van opknappen. Het Isla Verde, wat Groen Eiland betekent, doet haar naam weer eer aan. Buitjes zijn er nog steeds, bijna elke dag. Maar dan buitjes van hele fijne waterdruppeltjes en nooit langer dan een kwartiertje durend. Daar krijg je hele mooie plaatjes van..
In de vroege ochtend, als de zon in het oosten opkomt maar nog niet over de bergkam is gekomen, zie je vanuit onze oceaanramen de wolken boven de zee al oplichten, terwijl het land zich nog in schemerduister hult. Een geweldig begin van de dag. Daar word je blij van, hoe vol je agenda voor verderop die dag er ook uitziet.
Ik had nog niet verteld over onze aanloper, van een paar weken geleden. De Vierde Hond. De Vierde Hond was een jonge Podenco. Podenco’s worden op La Palma in roedels gehouden. Het zijn jachthonden. Als de roedel niet jaagt, worden de dieren meestal opgesloten in een alleenstaande oude schuur, ergens op het land. De honden worden vaak niet heel erg goed behandeld, althans niet naar onze Martin-Gaus-Je-Hond-Is-Je-Vriend-maatstaven. Op La Palma denkt men meestal heel anders over honden. Honden zijn nuttig. Ze krijgen voer en dat is het dan. Tot dat het zondagochtend is. Op zondagochtend gaan de nuttige honden los en worden ze ingezet bij de konijnenjacht. Dat gebeurt vaak ook op het wilde land dat zich tussen onze boomgaard en de Matos uitstrekt.
Ze gaan met z’n allen tegelijk in een grote kooi op van die oude pickuptruckjes naar het jachtterrein. Daar worden ze dan los gelaten. Soms blijft er één achter op het veld. En is dan vanaf dat moment gedoemd om te gaan zwerven. Een achterblijvend hondje wordt kennelijk niet echt gemist, want het gebeurt te vaak. Zo’n zwerver kwam in onze bongerd terecht. En bleef daar meer dan drie weken rond hangen. Schuw voor ons mensen, contactzoekend, onderdanig op zoek naar gezelschap, zo leek het, van onze drie harige huisgenoten. Het hondje was eenzaam. Ze wilde zich wel aansluiten bij ons huishouden. Het beestje had een vriendelijk karakter. Bedelde niet om eten, alleen om aandacht van Auke en Sanne, die de aanloper op hun beurt erg leuk vonden. Fenna negeerde haar. Dat hoort zo bij Fenna.
Zo liepen we een tijd lang met vier honden rond op onze uitlaatroutes. ‘Solo’ werd gedoogd. ‘Solo’ hoorde er op een halve manier bij, maar mocht van ons niet naar binnen komen. Solo, inderdaad. Het beestje had al een naam van mij gekregen. En dan wordt het gevaarlijk. Als het beestje een naam krijgt, gaat het baasje zich hechten. Solo sliep vanaf het eind van de tweede week elke nacht op één van de tuinstoelen in de patio, vanaf het moment dat ze in de gaten kreeg dat ze daar door ons gedoogd werd. Auke, onze opperreu vond het helemaal geweldig allemaal. (Solo was een teefje). Er werd vriendschap gesloten.
Maar vier honden is wel wat veel. Te veel. Ruud besloot daarom buiten mij om tot een harde ingreep, waar ik het achteraf wel mee eens was, overigens. Met Auke en Sanne als lokaas, lokte hij het jachthondje de achterbak van onze caddy in en reed hij met het drietal naar het haventje van Puntagorda. Hij koos voor deze plek omdat er vrij veel mensen komen bij de puerto, maar ook omdat het vanaf de puerto terug naar onze finca toch wel een heel eind lopen is voor een hond. De optimale combinatie voor een harteloze verbanningsactie, zonder al teveel schuldgevoel na afloop. Aangekomen bij de trap naar het haventje werd Solo door Ruud rücksichtlos de auto uit gezet, voordat ze er erg in had. Het gelukkige toeval wilde dat een andere zwerf-podenco juist op dat moment wat rond liep te scharrelen. Samen trokken de beide zwervers de wijde wereld in. Zo kwam er een einde aan onze belevenissen met Solo. Zonder schuldgevoel. Beter zo. Maar wel een beetje met pijn in ons hart.
De bouw. De bouw. Hoe is het met de bouw? De bouw vordert. Maar de bouw vordert langzaam. Ik vertelde eerder al over de oorzaken. Voorlopig is het goed zo, wat Ruud en mij betreft. Het dak kwam af deze week en ziet er wat ons betreft prachtig uit. Binnen werden muren gemetseld en werden er voorbereidingen getroffen voor het kunnen plaatsen van ramen en deuren. Allemaal niet zo fotogeniek, dus ik laat het maar bij de drie plaatjes hieronder.
De regenweek van vorige week maakte het onmogelijk om aan de achterzijde van het Grote Huis de beide veranda’s te plaatsen. Timmermannen zijn schaars en druk bezet op La Palma, ons tijdslot ging voorbij. In januari zijn we weer aan de beurt. Zo gaat dat.
Ruud en ik vinden het wel wat lastig, soms. Het Grote Huis werd op 1 oktober opgeleverd, twee maanden te laat. Nu, ruim twee maanden na de late oplevering, zijn de laatste klussen nog steeds niet afgerond. De Veranda’s. De luifel boven de voordeur. De laatste schilderbeurt. Binnen nog de afwerking van het houten dak in de hal. Storten van zand in de ’tuin’ direct rondom het huis. We wachten. We wachten en kunnen voorlopig niets doen aan de aankleding van de tuin en het plaatsen van het geplande houten hek op de stenen muurtjes en het afzetten van een uitloop voor de honden. Plannen op La Palma? Niet doen, niet aan beginnen! Zo werkt het hier niet, hoe erg je ook je best doet.
In het Boeddhahuis hebben we geleerd geduldig te zijn zonder er chagrijnig bij te worden. We hebben het naar ons zin, zoals het is en zoals het gaat. Als je een foto kunt maken als hieronder, van een oerhuiselijk tafereeltje – slapend hondje voor het raam op een vooravond begin december – dat ben je toch al een heel eind gekomen, toch?
December, dat begint met Sinterklaas. Ruud en ik beleefden dit jaar voor het eerst Sinterklaas-met-Mojosaus. Door Corona gedwongen vond de sinterklaasviering in de familie Janssen dit jaar digitaal plaats. Dat mocht de pret niet drukken. Gelukkig maar, dat er internet en beeldbellen is. Zo konden ook Ruud en ik vanaf het verre eiland dit jaar toch weer meedoen met het cadeautjesuitpakfestijn. Ondanks de afstand was het erg gezellig en hadden we plezier met elkaar. Grote kans met alle aangekondigde (Duitsland) en aan te kondigen (Nederland) lock-downs in het noorden, dat ook de kerstdagen digitaal gaan dit jaar. Ruud en ik hebben vliegtickets geboekt via Düsseldorf, maar de kans is erg groot dat ook deze tickets op ons voucherstapeltje terecht gaan komen… Je kunt er mee leven, maar echt wennen doet het niet.
De decemberdagen leveren op ons eilandje, met steeds weer afwisselend zon, nevelsluiers, wolken en af en toe een bui, prachtige plaatjes op. Het is winter nu. Overdag blijft de temperatuur steken op zeventien, achttien graden. Inmiddels zijn Ruud en ik dusdanig ingeburgerd dat ook wij dit ‘koud’ vinden. Op dagen als deze trekken we dikke truien aan. Maar het is prachtig wat je kunt zien, als je door het raam naar buiten kijkt of als je in de boomgaard tussen het werken door even een beetje rond loopt. Je ziet winters licht. Je ziet Groene landjes. Je ziet felle kleuren. Echt mooi!
In maart, net voor de grote lock-down hier op het eiland, moesten we aan de noordzijde van ons kavel noodgedwongen een groot aantal zieke sinaasappelbomen tot aan de stam terug snoeien. Het voelde alsof we hiermee een enorm risico namen, ondanks de geruststellende woorden van Kakien.
Kakkien kreeg gelijk. Een half jaar later ziet de plek-des-onheils er alweer zó uit. De bomen herstelden zich in no-time. Volgend seizoen dragen ze weer vruchten, denk ik.
Terwijl in Nederland en omstreken, na het feest van de-man-met-de-mijter de donkere dagen voor kerstmis zijn uitgebroken, kondigt zich hier op het Groene Eiland het voorjaar al heel voorzichtig aan. De eerste sinaasappelbomen laten hun bloesembloemetjes al zien. Nog een paar weken en dan ruikt de finca weer voor weken lang naar sinaasappelbloesem. Dat is het mooie aan La Palma. Na de zomer komt de lente. Aan winters doen we hier niet 🙂
Deze torenvalk (linksonder, klik op de foto om te vergroten) zat vorige week op te drogen na een regenbuitje, op een grote steen vlak voor het Grote Huis. Kan ik uren naar kijken.
En inmiddels weet ik dat december-februari het kanarie-seizoen is. Ze vliegen in kleine groepjes van boom naar boom, zoals mussen dat vroeger deden in Nederland. Op zonnige ochtenden lijkt het qua vogelzang alsof je in een grote vollière woont. Het is me nog niet echt gelukt om één en ander vast te leggen in een mooie close-up foto. De foto die ik hieronder maakte van een eenzame zanger in onze perenboom, komt het best in de buurt vooralsnog.
Vanavond, vlak voor zonsondergang schoven er onderlangs onze boomgaard voortdurend bruma’s (wolken van zee) van noord naar zuid langs. De wolken en de ondergaande zon zorgden samen voor prachtige kleureffecten.
Vroeger woonden we in Almelo. Nu wonen we op La Palma. Ook op La Palma is altijd wat te doen, zoals je kunt zien. Maar dan anders. Ook hier gebeurt er niet zo veel. Maar het voelt vaak heel sereen en het ziet er prachtig uit, allemaal. De seizoenen hebben hier een ritme, dat nieuw voor ons is en dat we langzaam leren kennen. Dat is een mooie ervaring. De tijd vliegt voorbij.